Gezellige avond.

Belangrijke mensen (zie mijn blog; Op devalreep)  hebben wat te vertellen en daarom hebben ze een gezellige avond georganiseerd in de plaatselijke carnavalsresidentie. De grote boer en ik gaan maar eens horen wat ze te vertellen hebben.  Daar aangekomen blijkt de zaal tot bijna de laatste stoel bezet te zijn.  Nu pas realiseer ik me hoeveel mensen, gezinnen en bedrijven er direct of indirect geraakt worden door deze hele Natura 2000 kwestie. Een batterij aan belangrijke mensen is opgetrommeld en herkenbaar aan een witte badge. Zij vertegenwoordigen zeven organisaties die allemaal hun aandeel hebben in het uitvoeren van Brusselse bedenksels betreffende een hei driehonderd kilometer verderop.

  

Over bloemetjes en bijtjes.

Na een inleidend praatje over hoe deze hele toestand nou eigenlijk is ontstaan in de afgelopen jaren komt er een ecoloog aan het woord. Gepassioneerd vertelt de man over de bloemetjes en de bijtjes die er allemaal al wonen op de hei en over de eventuele andere exotische exemplaren die zich er “mogelijk” gaan vestigen als we de sluizen open zetten en de boel onder water laten lopen. Als er een prachtig plaatje voorbij komt met daarop een paar kraanvogels, die hun weg naar de hei inmiddels al hebben weten te vinden, hoor ik mijn buurman zachtjes sissen: “schijtvogels”. Nou nou buurman die kraanvogels kunnen we wel hebben op onze akkers, liever dat, dan wolven of vossen toch ? Ik klapper met mijn oren van al het vakjargon dat voorbij komt: Gladde slangen, lavendelhei, veenmossen, interventieladders en permanent natte situaties volgen elkaar in rap tempo op. Na het verhaal van de ecoloog maakt zich een kleine twijfel van mij meester. Dit is toch prachtig, natuur in optima forma, dat willen we allemaal. Dat gunnen wij onze medemens maar vooral onze kinderen. Hoe fijn is het op te groeien in het groen, met beestjes, plantjes en hoogveen.  Ik ga bijna denken dat het zo gek nog niet is die Natura 2000. Maar nog voordat ik mijn mening kan bijstellen word ik weer met beide benen op de grond gezet. De meneer van de provincie is inmiddels aan het woord en tovert een indrukwekkend plaatje op het grote beeldscherm. Dit plaatje geeft de vijf uitkomsten weer van de betreffende beheersplannen die in juli klaar zullen zijn voor invoering.

Uitkomst 1: de natuurplannen leveren slechts enkele beperkingen op voor de boer maar hij kan wel, met enkele aanpassingen, door blijven boeren.

Uitkomst 2: er worden behoorlijke beperkingen opgelegd die verregaande gevolgen gaan hebben voor de bedrijfsvoering.

Uitkomst 3: de beperkingen die opgelegd worden zijn dusdanig groot dat er eventueel grond “geruild” gaat worden. De ruiling vindt dan plaats tussen de boer en de provincie.

Uitkomst 4: de beperkingen zijn van dien aard dat dóór boeren op de huidige plek geen optie is. De boer pakt zijn biezen en verkoopt op vrijwillige basis de toko aan de provincie.

Uitkomst 5: onteigening.

Bezint eer ge begint.

We schrikken hier niet van, we hadden het aan zien komen.  De plannen zijn in juli klaar en dan  weten we welke uitkomst er van toepassing is op onze situatie.  We hebben vervolgens ruimschoots de tijd, in ieder geval tot eind 2021, om na te denken en serieus werk te gaan maken van onze toekomst. Denken we. Nou, mooi niet dus. Naarmate het verhaal van de provinciemeneer vordert,  bekruipt ons een raar gevoel. Horen we dit nu goed ? Is dit ambtelijke taal voor iets dat in gewoon Nederlands vrij onheilspellend klinkt ? De strekking van zijn verhaal: een beslissing nemen nog vóórdat de officiële plannen gereed zijn is aan te raden. Niet wachten op de rapporten, niks geen weloverwogen keuze gebaseerd op uitgewerkte plannen, niks geen bezint eer ge begint. Inpakken en wegwezen lijkt de boodschap, liefst zo snel mogelijk want niemand zit te wachten op een onteigeningsprocedure. We worden er stil van. Hebben we dit nu echt goed gehoord of mankeren wij iets aan de oren ? Deze hele kwestie heeft enorme gevolgen voor ons bedrijf dat in de zestiger jaren letterlijk met de blote handen uit de klei getrokken is. De gevolgen voor ons als gezin zijn groot, om nog maar niet te spreken over die van de grondleggers van Agroplaza. Na bijna achttien jaar, bedrijfsmatig, op slot te hebben gezeten vanwege eerder opgelegde natuurmaatregelen moeten we nu binnen enkele maanden een besluit nemen over onze toekomst. Besluiten nemen vinden wij niet erg, maar het voelt wrang. Achttien jaar lang moesten we roeien met de riemen die we hadden. Riemen die ons aangereikt zijn door de overheid en die we niet zelf hebben kunnen uitzoeken en kopen en dan nu te horen krijgen dat we maar beter snel kunnen beslissen omdat anders de vroegboekkorting komt te vervallen.

Das net zoiets als de eerste de beste auto uit de aanbiedingenfolder te kopen om er vervolgens achter te komen dat je thuis geen oplaadpunt hebt.