Hoera, het is zomervakantie en de bewoners van Agroplaza hebben weer een reisje voor de boeg. Na jarenlang twijfelen: zullen de kleine boer en de kleine boerin dit wel leuk vinden, kunnen we het financieren en wat doen we als de sneeuw nog niet gesmolten is als wij aan land gaan, hebben we de knoop doorgehakt. 

Het gaat dan toch echt eindelijk Noorwegen worden.

Al vanaf het moment dat we van de boot komen roepen we oohhhh en aahhh en dat blijven we eigenlijk twee weken lang doen, zoveel natuurschoon is bijna niet te bevatten.

Oohhh en aahhh roepen we ook in de supermarkt en op het terras maar dat heeft een hele andere reden. Geen uiting van bewondering maar van verwondering. Ik kan alle lezers die worstelen met wat overgewicht een vakantie in Noorwegen aanraden. De kilo’s vliegen er daar wel vanaf dat beloof ik je.

Na twee prachtige weken gaan we weer huiswaarts, maar niet voordat we ook nog een dagje Oslo hebben gedaan. Daarom zitten we al vroeg bepakt en bezakt in de auto op weg naar de hoofdstad als we opeens door een wuivende agent van de weg worden gehaald.

De grote boer moet even blazen in verband met een alcoholcontrole, we zijn er stil van op zaterdagochtend tien uur. Maar dan valt de Noorse kroon bij de grote boer en roept hij gierend van het lachen in zijn allerbeste Engels  “Meneer, nu ben ik toch al vijftig jaar en ik heb nog nooit hoeven blazen, dit is de allereerste keer. Ik weet niet eens hoe dat moet”

Maar Erik de Noorman laat zich niet zo snel afschepen en legt het hem graag uit. 

Nadat de grote boer een beetje bekomen is van zijn eigen grap blaast hij dan toch maar 

int piepke. Ondertussen wil ik graag het goede gesprek op gang houden en zeg

 “Agent, wij willen misschien wel dronken worden in Noorwegen maar we kunnen het niet, de alcohol is niet te betalen hier”

Erik lacht smakelijk om al die flauwe humor en vraagt nog vriendelijk waar we op vakantie zijn geweest en of we het leuk hebben gehad. Wij worden blij van de oprechte interesse van deze leuke wetsdienaar.

Na een dagje Oslo moeten we alle zeilen bijzetten om op tijd bij de nachtboot naar Denemarken te zijn. De kleine boer en kleine boerin vinden het reuze spannend want ze hebben nog nooit op een nachtboot geslapen. De grote boer en ikzelf trouwens ook niet dus het wordt voor ons allemaal een vuurdoop. De kleine boerin maakt zich wel een beetje zorgen over de boot, ze vraagt zich af of deze kan zinken.

“Nee hoor, zegt de grote boer, als de kapitein maar niet te dicht langs de kust gaat varen om te zwaaien naar de mensen op het land”. De kleine boer is erg goed op de hoogte van de recente maritieme geschiedenis en vindt deze opmerking dan ook enorm grappig. 

De kleine boerin lacht uit beleefdheid mee en zonder angst kruipen zij in hun kooi en zijn binnen no time onder zeil.

Ik knijp ‘m wél een beetje want ik heb geen zeebenen en neem daarom nog maar een extra pilletje. Maar dat zet helaas geen zoden aan de dijk. Nog voordat we goed en wel het ruime sop hebben gekozen strompel ik al naar de badkamer en hang daar ruim zes uur lang als een vaatdoek boven de toiletpot. Ik voel het beuken van de golven op de romp van het schip en ben er van overtuigd dat ons einde nadert. Nou ja, in ieder geval mijn einde want de rest van de familie slaapt gewoon. In de hutten rondom onze kajuit hoor ik kinderen huilen, toiletten doorgespoeld en ben ik er van overtuigd dat alle auto’s op het autodek aan het joyriden zijn gegaan en nu ergens in Kattegat ronddobberen. Ongeveer elk kwartier kijk ik op mijn horloge en reken uit hoeveel uur ik nog op deze helse schuit moet doorbrengen.

Als de grote boer even komt kijken ziet hij al snel dat er met mij geen land te bezeilen is.

Ik piep huilerig dat deze sloep acuut uit de vaart genomen moet worden, de ankers uit in Göteborg, al moet ik naar Denemarken lopen, alles beter dan deze helletocht voortzetten. De grote boer ziet de ernst van de zaak gelukkig in en stippelt de snelste route naar het dek uit, frisse lucht zal me goed doen. Hij gaat op onderzoek uit maar tijdens zijn nachtelijke speurtocht stuit hij op een zeebonk die er net zo slecht aan toe is als ik en letterlijk en figuurlijk de weg kwijt is. De grote boer brengt hem netjes terug naar zijn hut en besluit dat het geen optie is om mij in een lift te zetten, me drie verdiepingen naar boven te laten zoeven en me vervolgens daar op het dek te kieperen met windkracht honderd. 

Hij kan niet veel méér doen dan af en toe komen kijken of ik nog adem.

Om zes uur ‘s ochtends is de wind dan eindelijk gaan liggen en stap ik uitgeput in mijn bed, blij dat ik nog anderhalf uur kan slapen. Een luttele tien minuten nadat ik gestrekt ben gegaan  klinkt het oorverdovende geluid van de scheepshoorn. Rise and shine, over een uurtje zijn we in de haven dus uit bed, aankleden en naar de auto is de opdracht van de kapitein.

Als ik voet aan vaste wal zet besluit ik dat dit één keer was, maar nooit meer.

Nachtboten laat ik voortaan mijn haventje voorbij varen.