Het schrijven van een blog is doorgaans niet zo’n grote opgave voor mij. Als ik eenmaal inspiratie heb opgedaan over een onderwerp, dan staat de tekst vrij snel op het beeldscherm. Het bedenken van een titel kost meestal meer tijd. In
het geval van deze blog had ik de titel al, nog voordat ik de tekst geschreven had en dat is echt een unicum.
Ik heb gekozen voor een nette, Algemeen Beschaafd Nederlandse titel. Zo ben ik namelijk opgevoed, netjes Nederlands praten en schrijven was met name voor mijn vader van levensbelang. Dat zou je verder brengen in het leven, Brabants praten
was not done aan onze eetkamertafel. Het Limburgs van mijn moeder daarentegen was echter geen probleem, dat vond ik dan wel weer raar, maar een logische verklaring hiervoor heb ik nooit gekregen. Afijn, terug naar de titel van deze blog. Ik heb er even over nagedacht of het misschien niet beter zou zijn om te kiezen voor de Twentse variant. Oei, ik knoei laat zich in het Twents zo ongeveer vertalen als “Tis noe alwéér, dat ik een betke smeer .“ In Twente knoei je namelijk niet, daar wordt gesmeerd. Smeren is voor mij dan weer iets wat ik met mijn boterhammen doen, of als ik mijzelf gehaast uit de voeten
wil maken. Om verwarring te voorkomen heb ik dus maar gekozen voor een Nederlandse titel.
Tafelzeil
Op een gewone zaterdagavond zitten de grote boer, de kleine boerin en ik aan tafel voor het avondeten. De kleine boer zit ergens in een café cola te drinken na een uitputtende toeterrepetitie. Eten is iets dat wij altijd met zijn allen aan tafel doen, ook dat is iets dat ik van huis uit heb meegekregen. Soms kan het gebeuren dat er een sportend of musicerend kind ontbreekt, maar feit blijft dat we zo vaak mogelijk met zijn allen aan tafel eten. En om die activiteit een beetje in goede banen te leiden ligt er altijd iets onder de borden en de pannen. Het is namelijk al vaak voorgekomen dat de vanillevla of de bolognaisesaus door de lucht vloog, of een beker melk werd uitgestort over een boterham. In de loop der jaren heeft er al heel wat op tafel gelegen. Van placemats, tot tafelkleedjes, tot tafelzeil met bloemen of koeien.
Vandaag heb ik een schoon tafelkleedje uit de kast gehaald en op tafel gelegd. Ik heb goede herinneringen aan dat kleedje, het lag vroeger ook bij ons thuis op tafel. Daar waar geen Brabants gesproken mocht worden. Het is een vrolijk, kleurig kleedje van uitmuntende kwaliteit want het vertoont nauwelijks tekenen van slijtage.
Respect.
Ik leg bij de grote boer een rijkelijk gevulde wrap op zijn bord. Hoewel de gezonde vulling eigenlijk genoeg zou moeten zijn, plempt de grote boer er ook nog een bult vette saus op. Ik zie dit tafereel met lede ogen aan, weg gezonde maaltijd en ik vrees voor het moment dat hij zijn tanden in de wrap gaat zetten. Ik heb een vooruitziende blik. Als hij een flinke hap van de wrap neemt valt de vulling aan de achterkant er uit, op mijn frisgewassen kleedje. Ik slik mijn woorden in en zie de kleine boerin al kijken, zij is namelijk van het type dat wél netjes eet. Het is een kind van haar moeder. De grote boer kent mij al langer dan vandaag, schraapt haastig de vulling van het kleed en haalt dan snel een vieze vaatdoek uit de keuken om de sausresten weg te vegen. Na een korte, “zo, nou is het weer schoon” gaat hij weer zitten en eet gewoon door. Zijn idee van schoon is een iets andere dan die van mij, maar vooruit. Voor de grote boer is de maaltijd pas compleet als hij ook een nagerecht heeft gehad. Vrijwel elk nagerecht wordt door hem opgeleukt met muesli en slagroom. De grote boer is volgens mij groot gebracht met flessen slagroom. Het openmaken van de bus met muesli gaat wat moeizaam dus hij moet zijn spierballen laten werken om de deksel er af te krijgen. Gevolg is dat de muesli over tafel zeilt en naast zijn schaaltje belandt in plaats van er in. De kleine boerin heeft het ondertussen niet meer, als zij haar vader ook nu weer naarstig ziet schrapen. En als ook de nieuwe fles slagroom niet mee wil werken is de grote boer zo onderhand de wanhoop nabij. Het lukt hem niet om een flinke dot slagroom in zijn schaaltje te krijgen. Hij richt de bus naar de overkant van de tafel en drukt zó hard op de spuitmond dat de slagroom bij mij op het bord terecht komt. En op het tafelkleedje. Bij de kleine boerin druipen de tranen van het lachen over haar wangen als ze het gezicht van haar vader ziet, ze plast er bijna van in haar broek.
Waar doorgaans een gemiddeld gezin twee dagen nodig heeft om een tafelkleedje op deze brute wijze te besmeuren, heeft de grote boer dat in een kleine twintig minuten voor elkaar gekregen. Geeft niks hoor grote boer, ik gooi dat ding wel weer in de wasmachine. Maar wil je alsjeblieft het volgende kleedje met iets meer respect behandelen? Vooral als dat kleedje uit Brabant komt.