De kleine boer vraagt me of ik weet wie er op 14 februari jarig is. Dat weet ik, Valentijn. “Welke Valentijn”, vraagt hij. Nou die van de Valentijnsdag, die krijgt elk jaar op zijn verjaardag een heleboel kaartjes.
Ik vraag hem wie hij een kaartjegaat sturen voor Valentijnsdag maar dat is blijkbaar een domme vraag. Hij gaat helemaal niemand een kaartje sturen want hij wil met niemand verkering en alle meisjes zijn stom. “Maar je mag bijvoorbeeld ook
je moeder een kaartje sturen”, zeg ik hoopvol, “het hoeft niet persé iemand te zijn waar je verkering mee wilt”. Je moeder een Valentijnskaartje sturen is zo mogelijk nóg dommer, naar het blijkt. Ik leg me er maar bij neer dat ik dit jaar weer geen Valentijnskaartje ga krijgen van hem. Dan zucht de kleine boer eens diep en zegt:
“Maar ik hoop wel dat ík een kaartje krijg van Beyoncé”.
Tja, aan zelfvertrouwen heeft het hem nooit ontbroken.